Vennootschapsmandatarissen vallen in principe onder de sociale verzekeringsplicht voor zelfstandigen.
 
 Tot voor kort bepaalde de wetgeving twee onweerlegbare vermoedens om te  bepalen of een vennootschapsmandataris al dan niet verzekeringsplichtig  was. Het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen van de  zelfstandigen (RSVZ) liet in de praktijk al vanaf 2008 toe om de  vermoedens te weerleggen.
 
 Het onweerlegbaar karakter van de vermoedens werd door zowel het  Grondwettelijk Hof als het Europees Hof van Justitie veroordeeld.
 
 De wetgever heeft de situatie rechtgezet (zie wet van 25 april 2014  houdende diverse bepalingen inzake sociale zekerheid en KB van 27 mei  2014 tot wijziging van het KB van 19 december 1967 houdende algemeen  reglement in uitvoering van het KB nr. 38).
 
 Twee weerlegbare vermoedens
 
 Sinds 1 juli 2014 zijn de twee onweerlegbare vermoedens vervangen door weerlegbare vermoedens.
 
 Het eerste vermoeden stelt dat personen die zijn aangesteld tot  mandataris in een vereniging of vennootschap naar rechte of in feite die  zich bezighoudt met een exploitatie of activiteiten van winstgevende  aard of die, zonder aangesteld te zijn, een mandaat uitoefenen in een  dergelijke vereniging of vennootschap, op weerlegbare wijze geacht  worden een zelfstandige beroepsbezigheid uit te oefenen.
 
 Het tweede vermoeden stelt dat een zelfstandige beroepsbezigheid als  mandataris in een aan de Belgische vennootschapsbelasting of belasting  der niet-inwoners onderworpen vereniging of vennootschap, op weerlegbare  wijze geacht wordt in België plaats te vinden.
 
 Weerleggen van het vermoeden
 
 Bent u mandataris of bestuurder van een vennootschap, dan kunt u  ontsnappen aan de verzekeringsplicht door de kosteloosheid van het  mandaat aan te tonen. Het speelt daarbij geen rol of u de vereniging of  de vennootschap leidt vanuit België of vanuit het buitenland.
 
 Dit kunt u doen op twee manieren:
 
 (a) Uit de statuten blijkt dat het mandaat kosteloos is; of
 (b) Het bevoegde orgaan van de vereniging of de vennootschap neemt een  beslissing over de kosteloosheid van het mandaat. Beslist het orgaan  nadien om u een vergoeding toe te kennen, dan wordt u vanzelfsprekend  verzekeringsplichtig.
 
 Daarnaast wordt vereist dat de kosteloosheid ook blijkt uit de  uitvoering van het mandaat. Concreet betekent dit dat wanneer u  (fiscale) bedrijfsbezoldigingen uit het mandaat ontvangt of wanneer de  vereniging of vennootschap waarin u werkzaam bent bijdragen stort voor  de opbouw van een aanvullend pensioen, het mandaat niet als kosteloos  zal aanzien worden.
 
 U kunt maximaal tot 12 maanden teruggaan in de tijd om uw verzekeringsplicht te betwisten.
